Kennis

Voldoen jouw producten aan het nieuwe Warenwetbesluit Meel en Brood?

brood

Voldoen jouw producten aan het nieuwe Warenwetbesluit Meel en Brood?

Sinds 1 juli 2022 is de overgangstermijn van het nieuwe Warenwetbesluit Meel en Brood voorbij. Alle producten moeten voldoen aan de gestelde verplichtingen uit het Warenwetbesluit. De aanpassingen hebben geleid tot duidelijkere regels over de samenstelling en eigenschappen van brood, maar brengen toch wat aandachtspunten met zich mee. Voldoen jouw producten aan het Warenwetbesluit? En heb je ook rekening gehouden met deze valkuilen?

Een stukje geschiedenis

De oorsprong van het Warenwetbesluit Meel en Brood stamt uit lang vervlogen tijden. Nog voordat de Nederlandse grondwet in 1814 beschikbaar was, waren er wetten en afspraken waaraan de gildeleden zich moesten houden. De gemaakte afspraken golden voor alle leden van de gildes en zorgden op die wijze voor eerlijke onderlinge concurrentie en duidelijkheid voor de consument. Het toezicht op de uitvoering werd gedaan door het gilde van bakkers.

Met de komst van de warenwet in 1919 is in eerste instantie een brood besluit en een meel besluit opgenomen in de nationale wetgeving. Hiermee werd het onderdeel van de Nederlandse Warenwet. In 1998 is het broodbesluit opgenomen in het Warenwetbesluit Meel en Brood.

Waarom is het Warenwetbesluit Meel en Brood gewijzigd?

Meer transparantie

Het Warenwetbesluit Meel en Brood heeft als doel – vanuit het oogpunt van volksgezondheid en de eerlijkheid in de handel – bepaalde eisen te stellen aan de samenstelling en benaming van brood. Zo gelden er specifieke bereidings- en samenstellingseisen, benamingen, aanduidingen en vermeldingen.

Nederland heeft een enorme variëteit aan broden. Waar er vroeger alleen wit-, tarwe-, en volkorenbrood was, bestaan nu veel meer variaties. Denk aan: roggebrood, zuurdesembrood, meergranen en andere buitenlandse soorten. Door al die variaties is het voor de consument lastig de verschillen te zien.

Duidelijke regels in het Warenwetbesluit Meel en Brood

Daarom heeft de bakkerijsector gepleit voor duidelijkere regels over de samenstelling en eigenschappen van brood zodat de bakker consumenten eenduidiger en daarmee transparanter kan informeren. De insteek was om naast de aanduiding ‘volkoren’ ook de aanduiding ‘speltbrood’, ‘meergranenbrood’, ‘(zuur)desem’ en ‘desembrood’ in de wet te definiëren, hetgeen nog niet het geval was. Tevens moest gezocht worden naar een oplossing voor 600 grams broden die niet aan de eisen voor de hoeveelheid droge stof van een half of een heel brood voldoen.

Dit alles heeft geleid tot een aanpassing van het Warenwetbesluit Meel en Brood welke met ingang van 1 juli 2020 van kracht is geworden. Bedrijven hadden tot 1 juli 2022 de tijd om aan de verplichtingen uit het Warenwetbesluit te voldoen.

Wat zijn de nieuwe regels?

Verplichte aanduidingen
  • Een brood moet altijd de naam wit, bruin of volkoren bevatten afhankelijk van het gebruikte meel. De naam wit, bruin of volkoren is niet meer vrijblijvend maar verplicht.
  • Witbrood moet gemaakt zijn van meel waarin zemelen met het blote oog niet waarneembaar zijn.
  • Bruinbrood moet gemaakt zijn van meel waarin zemelen met het blote oog waarneembaar zijn.
  • Volkorenbrood moet gemaakt zijn van meel waarin van nature voorkomende zetmeelrijke kern, kiem en zemelen van de desbetreffende graansoort in hun natuurlijke verhouding, al dan niet na een bewerking te hebben ondergaan, aanwezig zijn.
  • Een brood dat met één of twee graansoorten bereid is, moet altijd de naam van het gebruikte gra(a)n(en) bevatten.
  • De benaming bruinbrood is niet meer toegestaan. De benaming wordt bruintarwebrood.
  • Een brood met één graansoort in de naam moet gemaakt zijn met minimaal 98% van die graansoort.
  • Bevat het brood twee graansoorten, dan moeten deze in de naam terugkomen en in de volgorde geplaatst zijn van hun aandeel en het aandeel moet samen minimaal 98% zijn.
  • Bevat het brood drie of meer graansoorten dan mag dit meergranenbrood genoemd worden wanneer maximaal 90% van het meel afkomstig is van één graansoort.
  • Zuurdesem- of desembrood worden beschermde productaanduidingen. Het gebruikte rijsmiddel van die broden moet (zuur)desem zijn. Ten behoeve van een beheersbaar rijsproces en uniformiteit van het eindproduct, is het toegestaan 0,2% droge/ 0,5% verse gist toe te voegen bij de productie van zuurdesembrood.

Gewichtsklasse

Broden die tussen 350 en 1000 gram wegen, moeten op droge stof worden geproduceerd. Dit betekent dat de hoeveelheid droge stof in het brood aan de in dit Warenwetbesluit vastgelegde gewichten moet voldoen. Dit waren twee gewichtsklassen, namelijk half (240 tot 265 gram) en heel (480 tot 530 gram. Daarnaast wordt een extra klasse toegevoegd, namelijk: midden/middengroot (360 tot 400 gram)

Wat zijn de valkuilen en waar moet je op letten?

Een bruin gekleurd brood mag niet altijd de naam ‘bruin’ bevatten

Het is verplicht om wit, bruin of volkoren op of bij ieder product te vermelden. Witbrood bevat voornamelijk bloem en de zemelen zijn niet zichtbaar. Bruinbrood bevat voornamelijk (volkoren)meel, al dan niet gemengd met gebroken graankorrels en -vlokken, en de zemelen zijn wel zichtbaar. Deze nieuwe regel heeft als doel om voor de consument duidelijk te maken wat de basis is van het meelbestanddeel, ongeacht de kleur van het brood. Zo kan het voorkomen dat een brood wel een bruine kleur heeft, maar conform de nieuwe regels toch als ‘wit’ aangeduid moet worden.

Wanneer mag brood volkoren heten?

In het Warenwetbesluit Meel en Brood staat in artikel 16 vermeld dat, voor de producten welke benoemd staan in het besluit, de term volkoren in de naam van het product uitsluitend mag en moet worden gebruikt als in dit product de van nature voorkomende zetmeelrijke kern, kiem en zemelen van de desbetreffende graansoort in hun natuurlijke verhouding, al dan niet na een bewerking te hebben ondergaan, aanwezig zijn.

“Volkorenbrood moet dus worden gemaakt van 100 procent volkorenmeel.”

Voor andere producten bestaat in Nederland geen wetgeving. In het Handboek Etikettering van levensmiddelen van de NVWA is echter aangegeven dat als de term ‘volkoren’ wordt gebruikt voor andere levensmiddelen die niet onder het Warenwetbesluit vallen, zoals koekjes, toastjes, crackers of pasta, het meel voor deze producten ook 100% volkorenmeel moet zijn dat voldoet aan de definitie van artikel 16 van het Warenwetbesluit Meel en brood. Indien een deel van het meelbestanddeel van een product uit een andere meelsoort dan volkorenmeel bestaat, dan kan in de benaming van het product niet alleen ‘volkoren’ worden genoemd. Een juiste benaming van bijvoorbeeld een cracker met 50% volkorenmeel en 50% bloem zou dan zijn: ‘cracker’ of ‘cracker met 50% volkorenmeel en 50% bloem’.

Bepaling van het meelbestanddeel

Ook het noemen van het graan in de benaming van het brood is verplicht. De definitie van een graansoort kan nog wel eens lastig zijn, want wat valt hier nu wel en niet onder? De meest bekende graansoorten zijn:

  • Tarwe (waaronder spelt)
  • Rogge
  • Haver
  • Gerst

Maar ook andere granen en pseudogranen tellen mee bij het meelbestanddeel, denk aan:

  • Maïs
  • Rijst
  • Gierst
  • Boekweit
  • Quinoa

Ook mout en moutmeel, kiemen, zemelen, gries, korrels, vlokken en grutten van deze granen tellen mee bij het meelbestanddeel. Gluten, moutextracten, zetmeel, eiwitten en stropen van deze granen tellen dan weer niet mee, evenals zaden en pitten en peulvruchten (zoals sojameel, lupinemeel of veldbonenmeel). Let ook op dat decoratie (zoals havervlokken die alleen bovenop het brood worden gestrooid) niet meetellen bij het meelbestanddeel.

Meerdere graansoorten in je brood

Wanneer het meelbestanddeel bepaald is, moet dit ook in de benaming vermeld worden. In geval van één graansoort is het makkelijk: wanneer bijvoorbeeld alleen tarwebloem wordt gebruikt, dan wordt dit ‘tarwebrood’. Maar bij gebruik van twee of meer graansoorten wordt dit lastiger. Hiervoor geldt dat de graansoorten:

  • Tezamen voor minimaal 98% aanwezig moeten zijn in het meelbestanddeel;
  • Afzonderlijk voor minimaal 5% aanwezig moeten zijn in het meelbestanddeel.

Bovendien moeten de graansoorten in afnemende hoeveelheid in de benaming worden vermeld. Zo wordt een brood met in het meelbestanddeel 87% tarwe en 13% rogge als ‘tarweroggebrood’ vermeld. Maar een brood met 87% tarwebloem, 10% roggebloem en 3% rijstbloem voldoet niet aan bovenstaande en krijgt een aangepaste vermelding, bijvoorbeeld ‘brood met tarwe en rogge’. Ook moet in beide gevallen voor de betreffende tarwe- en roggecomponenten in de ingrediëntendeclaratie de KWID (kwantitatieve ingrediëntendeclaratie) worden toegevoegd.

Ten slotte nog de term meergranen, hiervoor geldt dat:

  • Minimaal drie verschillende graansoorten in het meelbestanddeel aanwezig zijn;
  • de graansoort die het meest aanwezig is maximaal 90% van het meelbestanddeel vormt.

Ook hierbij geldt de verplichting van de KWID van de betreffende graansoorten in de ingrediëntendeclaratie. Een brood met 85% tarwebloem, 9% roggebloem en 6% havermeel voldoet dus wel aan ‘meergranen’, maar een brood met 92% tarwebloem, 6% roggebloem en 2% havermeel niet. Pas daarom eventueel je receptuur aan om de gewenste aanduidingen te mogen gebruiken.

(Zuur)desembrood

Een andere nieuwe regel is de aanduiding (zuur)desembrood. Hiervoor geldt dat:

  • (Zuur)desem als enige rijsmiddel is gebruikt;
  • er maximaal 0,2% droge gist (voor broden met vruchten, noten, zaden en pitten: 0,5% droge gist) of maximaal 0,5% verse gist (voor broden met vruchten, noten, zaden en pitten: maximaal 1,2% verse gist) is toegevoegd aan het meelbestanddeel (dus niet aan het desem);
  • Bij gebruik van vloeibare gist moet het toegevoegde percentage berekend worden aan de hand van de verdunningsfactor vanuit verse gist.

“Als definitie van (zuur)desem geldt: een product dat ontstaat na fermentatie van een mengsel op basis van graan, water en van nature aanwezige micro-organismen, waarbij de micro-organismen in een actieve toestand aanwezig zijn of reactiveerbaar zijn.”

Wanneer dus alleen gebruik wordt gemaakt van geïnactiveerd desempoeder of wanneer naast desem ook een ander rijsmiddel zoals bakpoeder wordt toegevoegd, dan mag de aanduiding ‘(zuur)desembrood’ niet worden gebruikt. Een brood met 5% desem en meer dan 0,2% droge gist mag dan bijvoorbeeld als ‘brood met desem en gist’ worden vermeld.

Brood in samengesteld product

Wanneer brood als ingrediënt in een samengesteld product wordt gebruikt, dient de vermelding van het brood in de ingrediëntendeclaratie ook te voldoen aan het nieuwe Warenwetbesluit. Als voorbeeld benoemen we een ham-kaastosti. Als het brood als samengesteld ingrediënt is opgenomen in de ingrediëntendeclaratie, dan moet deze vermeld worden met de officiële benaming. Bijvoorbeeld ‘wit tarwebrood’. Houd hier rekening mee en kijk dit goed na in de grondstofspecificatie. Of vraag je toeleverancier wat de juiste benaming moet zijn.

Hulp nodig?

Dus, wat wordt de benaming van een brood met 85% tarwebloem, 8% speltbloem en 7% roggebloem, gerezen met actief desem en 0,1% toegevoegde verse gist? We begrijpen dat dit een lastig vraagstuk is. En dat er regelmatig van dit soort moeilijke vraagstukken voorbij komen. Onze etiketteringsspecialisten ondersteunen je graag bij het toepassen van de juiste wet- en regelgeving. Neem contact met ons op.

Als eerste op de hoogte zijn van de nieuwste kennisartikelen? Volg onze LinkedInpagina.

Auteur: Naomi van der Velden
Labelling Specialist
Whitepaper Food Safety Culture

Whitepaper Food Safety Culture

Informatieblad 64: hoe pas je deze richtlijnen toe in de praktijk?

Informatieblad 64: hoe pas je deze richtlijnen toe in de praktijk?

Hoe blijft een productverpakking aantrekkelijk en bruikbaar voor de consument?

Hoe blijft een productverpakking aantrekkelijk en bruikbaar voor de consument?