header oranje fruit en groenten

Microbiologische risico’s beperken met procesvalidatie

Procesvalidatie speelt een steeds belangrijkere rol binnen de voedingsmiddelenindustrie. Zeker gezien de eisen rondom validatie steeds strenger worden in voedselveiligheidsnormen, zoals BRCGS, IFS en FSSC 22000. Maar hoe valideer je processen binnen je bedrijf om de microbiologische risico’s zoveel mogelijk te beperken?

Validatie toen en nu

De eisen voor het valideren van processen zijn in de loop van de tijd veranderd. Vroeger kwam je nog weg met een theoretische onderbouwing, gevolgd door het meten van wat temperaturen. Nu dien je aan te tonen dat ongewenste micro-organismen echt worden afgedood. Ook zien we dat steeds meer bedrijven bedrijfsprocessen willen nabootsen in een worst-case scenario. Dit om risico’s zoveel mogelijk te beperken. Beter een goede voorbereiding, dan achteraf een voedselveiligheidsgevaar, hoge kosten en imagoschade vanwege een recall.

microbiologische analyse

Validatielab en validatieprojectteam

Vanwege de toenemende vraag aan worst-case scenario studies hebben we ons laboratorium in Woerden uitgebreid met een validatielab en een validatieprojectteam. Om een goede procesvalidatie uit te voeren moeten het proces en alle mogelijke gevaren goed in kaart zijn gebracht. Als dat is gebeurd, kan het validatieteam aan de slag. Allereerst wordt gekeken of het proces op het laboratorium kan worden nagebootst, of dat het proces on-site moet worden uitgevoerd. Vervolgens bepalen we met welk type micro-organisme we de validatie gaan uitvoeren. Het liefst is dit natuurlijk het organisme welke als risico genoemd is, maar bij een on-site validatie is dat geen goede optie. Je wilt tenslotte geen Salmonella meenemen naar de fabriek. In dat soort gevallen wordt een literatuurstudie uitgevoerd om te bepalen welk micro-organisme als surrogaat kan gaan dienen. Tenslotte worden de procesparameters goed vastgelegd en wordt een plan van aanpak gemaakt.

Stammen kweken

Als het plan van aanpak is goedgekeurd, beginnen we met het kweken van de stammen. De concentratie van de stammen hangt af van het proces en de mate van afdoden welke gevonden moet gaan worden. Tevens bepalen we op welke plek de besmetting gaat plaatsvinden. Na het opkweken van de stammen beginnen we met de validatie. Ons projectteam houdt tijdens de voortgang van dit proces nauw contact met de klant over de uitvoering.

Een helder rapport

Na afloop van de validatie wordt een uitvoerig rapport opgesteld over hoe de validatie is uitgevoerd, welke stappen zijn ondernomen en natuurlijk wat de resultaten zijn. Samen met de klant kijken we of vervolgstappen noodzakelijk zijn en waar nog acties nodig zijn.

Procesvalidatie voor jouw bedrijf?

Wil je de processen binnen jouw bedrijf valideren? Ons validatieteam helpt je hier graag bij. Neem contact met ons op en we bespreken samen welke stappen benodigd zijn voor jouw proces.

Laat ons je helpen

Een duurzame basis

Voedselveiligheid. Voor Normec Foodcare is het letterlijk dagelijkse kost. Hoe voedselveiligheid gerelateerd is aan duurzaamheid? ‘Duurzaamheid is de basis’, aldus Elke Ribbers, Business Unit Director QA bij Normec Foodcare.

Om te beginnen bij het begin: waar begint voedselveiligheid mee? Met het strikt naleven van het HACCP-plan? Met goed opgeleide medewerkers? Met kwaliteitsproducten? Elke: ‘Met dit alles en veel meer. Want dit zijn geen op zichzelf staande elementen, voedselveiligheid is een cultuur. En een cultuur creëer je samen.’ Het is iets dat Elke en haar Foodcare-collega’s tijdens werkbezoeken aan (potentiële) klanten niet genoeg kunnen benadrukken. Elke: ‘Voedselveiligheid is niet de verantwoordelijkheid van één afdeling, maar moet doorgedrongen zijn tot alle lagen van een bedrijf. De directie heeft daarin een belangrijke voorbeeldrol. Je kunt er niet mee wegkomen door te zeggen dat je voedselveiligheid hebt gedelegeerd in je organisatie. Te meer omdat voedselveiligheid direct is gelieerd aan de bedrijfscontinuïteit.’

Wrange aanleiding

Met de uitbraak van de oorlog in Oekraïne werd dit laatste in één klap zichtbaar en voelbaar, voor consument en bedrijfsleven. Veel foodbedrijven kregen toen een wake-up call van jewelste. De aanvoer van grondstoffen stagneerde. Voor veel bedrijven stond de bedrijfscontinuïteit op het spel. Onder stoom en kokend water moesten alternatieve leveranciers worden gevonden die eenzelfde product met eenzelfde kwaliteit konden leveren. Elke: ‘Onder normale omstandigheden neem je de tijd voor een gedegen leveranciersonderzoek, zodat je zeker weet dat je een product afneemt van een transparante leverancier die een goede kwaliteit kan garanderen. Dat werd nu ontzettend bemoeilijkt.’

Tel daarbij op dat de gigantisch gestegen energieprijzen stress in de productieketen veroorzaakten. Al leidde juist dat tot meer bewustzijn van het energieverbruik. De ongelooflijk wrange aanleiding had tot gevolg dat er in recordtempo oplossingen werden bedacht om zuiniger te produceren. Elke: ‘Een ontwikkeling die alleen maar toe te juichen is, mits het met beleid gebeurt. Want je kunt de oven enkele graden lager zetten, maar als je daarmee de kerntemperatuur van je product niet behaalt en de houdbaarheid van je product niet gegarandeerd kan worden ben je nog veel verder van huis.’ Wat Elke maar wil zeggen: als je dit soort veranderingen doorvoert, doe dat dan gecontroleerd en gevalideerd. Precies daar komt de expertise van Normec Foodcare om de hoek kijken.

Beginnen bij nul

Weten wat je kunt verbeteren, begint bij weten waar je staat. Elke: ‘Bij het in kaart brengen van voedselveiligheid beginnen we standaard met een nulmeting. Hiervoor nemen we organisatiebreed interviews af. Daaruit ontstaat een beeld van waar het in de organisatie snor zit qua voedselveiligheid en waar er nog verbeterslagen te maken zijn. Vervolgens kunnen we de klanten helpen het proces te verbeteren. Het geven van een maatwerktraining om die awareness overal tussen de oren te krijgen is een prima start hiervan. We helpen met het implementeren van veranderingen en monitoren het traject. Staat alles op de rit, dan is het eerstvolgende meetmoment desgewenst een audit.’ Het mag duidelijk zijn, een food safety cultuur bereik je niet in een paar dagen. Het is een proces waar je als organisatie in groeit. Het voorgaande laat zien hoe voedselveiligheid nauw verbonden is met duurzaamheid. Elke: ‘Terwijl consumenten duurzaamheid op het gebied van voeding vooral koppelen aan gezonde, liefst biologische producten die idealiter lokaal gekweekt en geteeld zijn, zoeken foodbedrijven zelf ook vooral naar oplossingen waarmee ze hun energieverbruik kunnen reduceren, hun hoeveelheid afval kunnen terugbrengen en hun reststromen kunnen (her)- gebruiken. Hoewel die oplossingen op de korte termijn met investeringen gepaard gaan, werken ze op de lange termijn kostenbesparend. Aan Normec Foodcare de taak om bedrijven zo goed mogelijk te adviseren en begeleiden opdat duurzaamheid niet ten koste gaat van voedselveiligheid. En vice versa.’

Quality starts with cleanliness

Mensenwerk

Ook op een andere manier dan hiervoor geschetst, is duurzaamheid essentieel voor de bedrijfscontinuïteit. Elke: ‘Personeelstekorten spelen overal, dus ook in de food. Vooral de glastuinbouw is hard geraakt door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Daar zie je dat ze innovatie niet schuwen en tot nieuwe oplossingen komen. Dat werkt als een magneet op de nieuwe generatie werknemers die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan.’ Waarmee de cirkel weer rond is met voedselveiligheid. Want hoe je het ook wendt of keert: food blijft mensenwerk. En mensen, die maken de cultuur. Een voedsel veilige cultuur.

Microbiologisch monsternameplan opstellen in 8 stappen

Het opstellen van een goed microbiologisch monsternameplan voor je levensmiddelenbedrijf blijkt in de praktijk voor veel mensen een lastige taak. Het is altijd zoeken naar een goede balans tussen wettelijke eisen, klantwensen en interne wensen. Ook de betaalbaarheid van de onderzoeken speelt een belangrijke rol. Hoe stel je een goed onderbouwd microbiologisch monsternameplan op? Dit stappenplan helpt je op weg.

Stap 1: maak een overzicht van alle eindproducten

Start met het maken van een overzicht van alle eindproducten. Dit is de fundering van je microbiologisch monsternameplan. Hoe weinig een product ook wordt verkocht, het moet wel in het overzicht staan. Zeker voor bedrijven met veel producten die veel op elkaar lijken, loont het om productgroepen te maken. Zet producten in één groep als er sprake is van ongeveer dezelfde samenstelling, eenzelfde productiewijze en het liefst eenzelfde THT. Zo kan je telkens een product uit de groep bemonsteren zonder elke keer alles te moeten testen. Probeer aan het einde van het jaar elk product uit de groep minimaal één keer te hebben getest.

Stap 2: controleer de eisen in verordening (EG) Nr. 2073/2005

Als alle productgroepen en producten in een lijst staan, controleer je of deze zijn weergegeven in verordening (EG) Nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen. Hierin staat per productsoort welke parameters je moet onderzoeken, op welke manier en wat de uitslagen mogen zijn. In hoofdstuk 1 zijn de voedselveiligheidscriteria weergegeven voor diverse productgroepen. Bij afwijkingen hierop moeten producten uit de markt gehaald worden. In hoofdstuk 2 zijn de proceshygiënecriteria beschreven voor een aantal productgroepen. Afwijkingen hierop kunnen intern worden opgevolgd. Omdat verordening 2073/2005 weinig uitspraken doet over de monsternamefrequentie heeft de NVWA hiervoor richtsnoeren opgenomen in het Informatieblad 85 interpretatiedocument microbiologische criteria.

Stap 3: controleer de eisen in WBBL

De andere wettelijke pijler is het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (WBBL). In deze wetgeving staat bij artikel 4 een lijst waar bereide levensmiddelen aan moeten voldoen. Zeker de laatste jaren, waarin de aandacht gericht wordt op verordening (EG) Nr. 2073/2005 worden de parameters welke in het WBBL staan weleens vergeten. We zien dat de NVWA hier juist nu wel de aandacht voor vraagt.

Stap 4: specifieke klanteisen

Na het controleren en aanvullen van de wettelijke kaders in je microbiologisch monsternameplan is het verstandig om eens goed naar specifieke klanteisen te kijken. Het is goed mogelijk dat afnemers afspraken hebben gemaakt over bepaalde soorten onderzoeken welke ze jaarlijks met een bepaalde frequentie uitgevoerd willen zien. Neem deze eisen ook op in het monsternameschema. Let op dat je de kosten van deze onderzoeken ook deelt met de afdeling commercie. De kosten voor klant specifieke onderzoeken kan je vaak verrekenen met de klant.

microbiologische-analyse

Stap 5: eigen procescontroles

Als volgende stap kijk je naar de eigen controlemomenten binnen je proces en hoe je deze gaat borgen. Waar je met de 2073/2005 en het WBBL focust op de pathogenen komen bij de eigen procescontroles algemene parameters aan bod. Denk hierbij aan:

  • Algemeen kiemgetal: wat is ongeveer met mijn monster aan de hand
  • Enterobacteriaceae: hoe hygiënisch is er gewerkt?
  • Melkzuurbacteriën en gisten: hoe oud is mijn product?

Omdat er bijna geen normen vast staan voor deze parameters mag je deze zelf vaststellen. Wil je in de literatuur nagaan wat verstandige keuzes zijn voor jouw product? Dan is het boek Microbiological Guidelines, support for interpretation of microbiological test results of food van de Universiteit van Gent een aanrader.

Stap 6: omgevingsonderzoeken

De volgende stap is het vastleggen van de omgevingsonderzoeken. In verordening 2073/2005 en infoblad 85 wordt voor omgevingsonderzoeken naar Listeria monocytogenes een minimale frequentie aangegeven van vier keer per jaar en tien monsters per keer. Gezien het grote belang van het beheersbaar houden van deze parameter blijkt in de praktijk vaak dat zowel de frequentie als aantallen veel hoger liggen dan dit verplichte minimum. Deze swabs worden genomen tijdens de productie. Om een goed beeld te krijgen of de reiniging en desinfectie goed wordt uitgevoerd, moet je ook regelmatig metingen doen na deze procedure. Dit kan met contactafdrukken, swabs en via een ATP meting. Zorg dat je altijd dezelfde meting doet, zodat je de resultaten met elkaar kan vergelijken. Zet de monsternamepunten in je monsternameschema, maar neem ook altijd een paar onverwachte plekken mee om iedereen scherp te houden.

Stap 7: grondstoffenonderzoek

Je moet ook onderzoek doen naar de grondstoffen die je inkoopt. Als in de gevareninventarisatie en risicoanalyse voor grondstoffen gevaren zijn benoemd die je niet verder in het proces elimineert, moet je deze middels onderzoek borgen. Denk er ook aan dat je de grondstoffen van leveranciers toetst en de veiligheid van grondstoffen niet alleen middels leverancierscertificaten borgt. Informatieblad 64 Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen van de NVWA geeft hier goede handvaten voor.

Stap 8: het microbiologisch monsternameplan maken

De laatste stap is het samenstellen van je microbiologisch monsternameplan. Zet alle gegevens die je tijdens de voorgaande stappen hebt verzameld overzichtelijk in een schema. Denk hierbij aan de te onderzoeken monsters, analyses die uitgevoerd moeten worden, de normen die je hanteert en welke acties je moet ondernemen bij afwijking. Teken in het monsternameplan af welke onderzoeken zijn uitgevoerd.

Een goed begin is het halve werk

Je wilt natuurlijk altijd veilige producten afleveren aan je klanten en tegelijkertijd geen onnodige kosten maken voor tal van onderzoeken. Besteed daarom voldoende aandacht aan het uitdenken en opzetten van het microbiologisch onderzoeksplan. Twijfel je over bepaalde onderzoeken of kun je wel wat hulp gebruiken bij het maken van het plan? Onze specialisten houden zich dagelijks bezig met deze vraagstukken en helpen je graag verder. Neem contact met ons op.

MOAH in levensmiddelen

Dit is een premiumartikel. Premiumartikelen maken deel uit van het Normec Foodcare Kenniscentrum abonnement.  Alle kennis en ervaring vanuit elke expertise komt samen in de Kennisbank. Je vindt hier alle relevante informatie over diverse productgroepen en wetgeving. Benieuwd? Lees wat het Normec Foodcare Kenniscentrum jou kan bieden.

De potentiële gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met MOAH’s in levensmiddelen zijn vandaag de dag een belangrijk onderwerp in wetenschappelijk onderzoek en risicobeoordelingen. De chronische blootstelling aan bepaalde soorten aromatische koolwaterstoffen kunnen immers schadelijk zijn. 

Regelgevende instanties en voedselveiligheidsorganisaties werken aan het vaststellen van richtlijnen en limieten voor MOAH’s in levensmiddelen om de veiligheid van de consument te waarborgen. Het is belangrijk dat consumenten zich bewust zijn van de mogelijke aanwezigheid van MOAH’s in bepaalde voedingsmiddelen en dat fabrikanten stappen ondernemen om de aanwezigheid in voedselverpakkingen en -verwerking te minimaliseren. 

EU heeft grenswaarden bepaald voor MOAH in levensmiddelen. Deze grenswaarden moeten geïnterpreteerd worden als actielimieten. Echter bepaalt elk land hoe ze met deze limieten omgaan. Nederland heeft hierover een nieuw beleid uitgeschreven dat ingaat vanaf 1 januari 2024.

Hieronder vind je een overzicht van de EU-limieten en de handhaving in België, Nederland, Duitsland en Frankrijk.

Definitie  

MOAH valt net als MOSH onder de noemer van minerale oliën. Koolwaterstoffen uit minerale oliën (MOH’s: mineral oil hydrocarbons ) zijn chemische verbindingen die worden gewonnen uit ruwe olie, maar ook kunstmatig kunnen worden geproduceerd. De minerale olie koolwaterstoffen worden opgedeeld in 2 groepen: de verzadigde fractie of de MOSH’s (mineral oil saturated hydrocarbons) en de aromatische fractie of de MOAH’s (mineral oil aromatic hydrocarbons). Ze komen meestal voor in complexe mengsels met diverse eigenschappen.   

 Minerale oliën kunnen via diverse wegen in levensmiddelen terechtkomen. Onder andere via milieuverontreinigingen, smeermiddelen, additieven gebruikt in levensmiddelen en verpakkingsmaterialen (onder andere gerecycled karton en drukinkten) en via gewasbeschermingsmiddelen. De bron van de MOH-contaminatie is veelal moeilijk te achterhalen. De MOSH en MOAH-gehaltes die in levensmiddelen aangetroffen worden, kunnen sterk variëren waarbij het MOSH-gehalte meestal hoger is dan het MOAH-gehalte.    

MOAH zijn vermoedelijk kankerverwekkend en mutageen. MOSH daarentegen zijn mutageen noch kankerverwekkend, maar er werd aangetoond dat deze bij de mens in verschillende organen accumuleren (ophopen). Bij ratten leidt de blootstelling aan MOSH tot de vorming van ontstekingen in de lever, waarvan de relevantie voor de mens nog onduidelijk is. Over de toxiciteit en het potentiële risico van MOSH en MOAH zijn nog veel onzekerheden.  

Europa 

 Aanbeveling (EU) 2017/84 VAN DE COMMISSIE van 16 januari 2017 inzake de controle van koolwaterstoffen uit minerale oliën in levensmiddelen en in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen omvat de aanbeveling voor lidstaten om te testen op minerale olie.  

Het doel was om een beter inzicht te krijgen in de aanwezigheid van MOSH en MOAH in levensmiddelen en na te gaan via welke levensmiddelen de consument het meest aan deze minerale oliën wordt blootgesteld. Vanuit dit oogpunt werd (en wordt nu nog) aanbevolen om met name de volgende levensmiddelen te analyseren: dierlijk vet, brood en viennoiserie, fijne banketbakkerswaren, ontbijtgranen, suikerwerk (met inbegrip van chocolade) en cacao, visvlees, visproducten (vis in blik), granen voor menselijke consumptie, ijs en desserts, oliehoudende zaden, deegwaren, van granen afgeleide producten, peulvruchten, worst, noten, plantaardige olie en materialen die met levensmiddelen in contact komen. 

In april 2022 werd een nieuwe verklaring van de Europese Commissie opgesteld. Deze verklaring stelt de volgende actielimieten voor MOAH voor, in alle levensmiddelen zoals verkocht en onafhankelijk van de bron van de contaminatie (verpakkingsmaterialen of andere bronnen) : 

  • 0,5 mg/kg voor droge levensmiddelen met een laag vet- of oliegehalte (≤ 4 % vet of olie) ; 
  • 1 mg/kg voor levensmiddelen met een hoger vet- of oliegehalte (> 4 % vet of olie, ≤ 50 % vet of olie) ; 
  • 2 mg/kg voor vetten, oliën of levensmiddelen die meer dan 50 % vet of olie bevatten.

In deze verklaring kwamen de lidstaten ook overeen om volgende acties bij overschrijding te ondernemen: Indien de aanwezigheid van MOAH door een officiële controle wordt bevestigd, moeten de betrokken producten uit de handel worden genomen en, indien nodig, bij de consument worden teruggeroepen (recall).  De toepassing van deze acties, is echter per land verschillend.  

Analyses op MOAH dienen uitgevoerd te worden op basis van door EU opgestelde protocol: Verordening (EG) Nr. 333/2007 van de commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de controle op de gehalten aan sporenelementen en procescontaminanten in levensmiddelen  

België 

 Wanneer de resultaten van analyses (zowel bedrijfseigen als door FAVV) de vooropgestelde EU-normen overschrijden moeten de betrokken producten uit de handel genomen worden. Dit moet tevens gemeld worden aan FAVV conform de modaliteiten van de meldingsplicht. Op basis van een risicoanalyse, die door de betrokken bedrijven moet worden opgesteld zal FAVV beslissen of er al dan niet moet worden overgegaan tot een recall. 

 Verder zijn bedrijven verplicht een oorzaakanalyse uit te voeren. Zodat acties kunnen worden geïmplementeerd om de contaminatie te voorkomen of te verhelpen. FAVV stelt hierbij zelf de volgende acties voor:  

  • Indien gerecycleerd karton als verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, kan een functionele barrière aangebracht worden onder de vorm van een geschikte binnenzak of een geschikte binnenlaag om de overdracht van MOH’s uit het gerecycleerd karton naar het levensmiddel te vermijden. 
  • Goede fabricagepraktijken zijn hier zeer belangrijk, men moet b.v. bijzondere aandacht schenken aan het type gebruikte thermische oliën en mogelijke lekken. 
  • Waken over een goede grondstoffenselectie bv. plantaardige oliën voor de productie van opvolgzuigelingenvoeding en volledige zuigelingenvoeding. 
  • Correct gebruik van additieven en technologische hulpstoffen 
  • Aandacht besteden aan de duur en de bewaaromstandigheden van verpakte levensmiddelen (= beperken van mogelijke migratie) 

Naast de door EU uitgebrachte aanbeveling is er in België ook een advies van het wetenschappelijk comité beschikbaar. Daarin stellen ze een limiet voor de MOAH-fractie voor namelijk de analytische detectielimiet van 0,5 mg/kg levensmiddel. Echter er is later een verklaring gekomen van de Europese Commissie (zie up) en deze limieten worden nu gevolgd voor MOAH. Voor MOSH gelden nog steeds de limieten zoals in advies van wetenschappelijk comité.  

 Meer info:  https://www.favv-afsca.be/professionelen/levensmiddelen/mineraleolie/  

Nederland 

De NVWA controleert op de aanwezigheid van minerale oliën (MOAH) in verschillende levensmiddelen. Ook bedrijven die in levensmiddelen handelen dienen monitoring uit te voeren naar deze stoffen in hun producten. Worden deze aangetroffen (bedrijfseigen analyses of door NVWA) dan zal de NVWA handelen volgens het opgestelde handhavingsbeleid dat per 1 januari 2024 in werking treedt.  

Het handhavingsbeleid is uitgesplitst in vijf stappen. In de eerste stap wordt de aanpak van het terughalen van producten beschreven. Hierbij wordt gekeken naar de actielimieten die zijn vastgesteld in het EU-statement.   

Voor droge levensmiddelen met een laag vet/oliegehalte (minder dan 4%) geldt een actielimiet van 0,5 mg/kg, voor levensmiddelen met een hoger vet/olie gehalte (tussen 4% en 50%) geldt een actielimiet van 1 mg/kg, en voor levensmiddelen met een gehalte van meer dan 50% geldt een actielimiet van 2 mg/kg.   

NVWA gaat er als volgt mee omgaan: 

  • MOAH in zuigelingenvoeding of varianten daarvan – som MOAH >= 1mg/kg è uit de handel nemen/recall 
  • MOAH in andere levensmiddelen: wordt rekening gehouden met meetonzekerheid van 50%. Als dan nog boven limiet è uit de handel nemen/recall 
  • MOAH in levensmiddelen vetgehalte >50% è niet afdwingen van terugname/recall maar case by case beoordeling ( lees risico analyse op te stellen)

Meer info:  https://www.nvwa.nl/documenten/consument/eten-drinken-roken/contaminanten/publicaties/tijdelijk-handhavingsbeleid-moah-in-levensmiddelen  

Duitsland 

Het algemene doel is om voedselverontreiniging met MOSH/MOAH tot een minimum te beperken of zelfs volledig uit te bannen.  

Sinds 2011 heeft het Duitse Ministerie van Voeding en Landbouw (BMEL) een aantal ontwerpverordeningen opgesteld over materialen die in contact komen met levensmiddelen op basis van oud papier en karton. De 22e (en laatste) wijziging van de consumptiegoederenverordening werd niet goedgekeurd door de Bondsraad van Duitsland (“Bundesrat”) op 16 december 2022. Dit maakt dat de “Toolbox for Preventing the Transfer of Undesired Mineral Oil Hydrocarbons into Food” vanuit 2017 van het ‘Deutsche Lebensmittelverbandhet meest actuele document is hieromtrent vanuit de Duitse overheid. Het ontwerp is niet langer bindende regelgeving, en kan in het beste geval alleen worden als oriëntatie worden beschouwd.  

Voor bevindingen in levensmiddelen of verpakkingsmaterialen wordt de algemene levensmiddelenwetgeving (volgens EU-basisverordening 178/2004 en kaderverordening (EG) nr. 1935/2004 betreffende materialen die met levensmiddelen in contact komen) gebruikt als basis voor evaluatie. Alsook de Duitse algemene wetgeving ‘Lebensmittel-, Bedarfsgegenstände- und Futtermittelgesetzbuch’.  

Wel zijn er door een gezamenlijk project van de Duitse Voedselfederatie en Consumentenbeschermingsconsortium van de Bondsstaten (LAV) en Werkgroep voor levensmiddelen en consumptiegoederen, wijn en cosmetica (ALB) oriëntatiewaarden voor 9 productgroepen opgesteld. Er zijn oriëntatiewaarden voor MOSH. MOAH moet in het algemeen vermeden worden vanwege de mogelijke carcinogeniteit.   

Ook worden steeds de BfR-aanbevelingen als waardevol gezien binnen de gehele Europese Unie. Verder worden de zaken zoals vermeld bij de paragraaf ‘Europa’ aangehouden. 

Frankrijk 

Frankrijk heeft recent een decreet gepubliceerd in het Franse staatsblad (Légifrance) betreffende verpakkingsmateriaal voor de voedingsindustrie. Zoals verschenen specifieert het decreet van 13 april 2022 de stoffen in minerale oliën waarvan het gebruik verboden is op verpakkingen en voor bedrukking bestemd voor het publiek. Dit verbod is in werking getreden op 1 januari 2023.    

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder “minerale oliën” verstaan: oliën die zijn geproduceerd uit grondstoffen afgeleid van aardolie-koolwaterstoffen die onder andere worden gebruikt bij de vervaardiging van inkten.
De stoffen waarop het verbod op het gebruik van minerale oliën betrekking heeft, zijn:  

  •  Aromatische koolwaterstoffen uit minerale olie (MOAH) met 1 tot 7 aromatische ringen;  
  •  Verzadigde koolwaterstoffen uit minerale olie (MOSH) met 16 tot 35 koolstofatomen. 

Tot 31 december 2024 geldt het verbod op het gebruik van minerale oliën wanneer de concentratie in massa in de inkt van de aromatische koolwaterstoffen (MOAH) uit minerale olie groter is dan 1%.  

Vanaf 1 januari 2025 geldt het verbod op het gebruik van minerale oliën:  

  • Voor aromatische koolwaterstoffen (MOAH) uit minerale olie, wanneer de massaconcentratie in de inkt van deze stoffen groter is dan 0,1% of de massaconcentratie in de inkt van verbindingen met 3 tot 7 aromatische ringen groter is dan één deel per miljoen (ppm). 
  • Voor verzadigde koolwaterstoffen uit minerale olie (MOSH), wanneer de massaconcentratie in de inkt van deze stoffen groter is dan 0,1%. 

Het voldoen aan de voorwaarden kan vóór of na het aanbrengen of bedrukken worden gecontroleerd.    

Er is een overgangsperiode voorzien voor verpakkingen geproduceerd/geïmporteerd vóór 01/01/2023. Verpakkingen gebruikt na deze datum maar geproduceerd/geïmporteerd voor deze datum mogen in de voedingsrekken blijven. Let op: bedrukte verpakkingen en papier krijgen een periode van afzet van voorraden van 12 maanden vanaf de datum van productie. Houd rekening met deze periode van afzet.    

Houd dus bij de keuze en het ontwerp van de verpakking de specificaties van de inkt in de gaten. 

Nuttige info

Je las een premiumartikel van het Normec Foodcare Kenniscentrum. Smaakt het naar meer? Bekijk dan de mogelijkheden van het Kenniscentrum abonnement. Hiermee heb je direct toegang tot alle kennis.

Producert laat drink- en bron watermonsters van haar klanten analyseren door Normec Robalab:

‘Voor de agrosector is professioneel wateronderzoek onmisbaar’

Elke agrariër in Nederland heeft te maken met bedrijfsinspecties. Niet alleen om aan de wettelijke eisen te voldoen, maar ook om bepaalde keurmerken en certificaten te kunnen verkrijgen. Inspecteurs van Producert voeren dagelijks diverse inspecties uit bij agrarische bedrijven in het hele land. De watermonsters gaan na afloop direct naar Normec Robalab voor labonderzoek.

Aangekondigd én onaangekondigd komen inspecteurs van Producert langs op agrarische bedrijven in Nederland. “Boeren bezoeken die ieder kwartaal hun drinkwater willen laten onderzoeken, bezoeken we zelfs vier keer per jaar. Als de bedrijfsvoering op een bepaald punt niet voldoet volgens het IKB Nederland reglement krijgt een agrariër een sanctie met een herstelperiode. Hierna kan een herinspectie volgen. Dan komen we nog een keertje langs”, vertelt Leo Verheijen van Producert.

Voormalig varkenshouder

Leo is zelf voormalige varkenshouder. Hij werkt sinds 2009 bij het certificeringsbureau uit Hardenberg en is verantwoordelijke voor Producert. Hij weet zodoende alles over inspecties en certificeringen in de landbouw in alle diersoorten. Daarnaast is hij secretaris voor het keurmerk IKB Nederland.

De taal van de boer spreken

Producert vindt het belangrijk om agrarische ondernemers uit te leggen waarom bepaalde regels gelden. “Je moet als bedrijf en inspecteur de taal van de boer kunnen spreken. We zien in de markt gelukkig steeds meer begrip voor bepaalde regelgeving. Zeker bij ondernemers die voor een bepaald keurmerk in aanmerking willen komen. Doordat we bedrijven jaarlijks inspecteren zien we bovendien het niveau van de bedrijfsvoering omhooggaan.”

‘De kwaliteit van water is van levensbelang’

Een van de producten die de inspecteurs tijdens hun bezoek aan een boerderij meenemen, zijn drink- en bronwatermonsters. De inspecteurs die het monster nemen zijn hiervoor opgeleid en gecertificeerd. “De kwaliteit van water is van levensbelang voor de agrarische sector. Natuurlijk hebben dieren schoon water nodig en mogen er geen verboden stoffen in zitten. Schoon water speelt ook een belangrijke rol bij het goed functioneren van diverse installaties. Voor de agrosector is professionele monstername en wateronderzoek dan ook onmisbaar.”

water

Al 10 jaar samenwerking

De watermonsters van Producert worden onderzocht door Normec Robalab in Deurne. Een samenwerking die ‘al zeker 10 jaar goed bevalt’. “Normec Robalab analyseert voor de klanten van Producert de waterkwaliteit van veedrinkwater of bronwater. Dat is noodzakelijk om aan de eisen van keurmerken als Beter Leven Keurmerk en IKB Nederland Varkens of Runderen te voldoen.”

Kwaliteit staat voorop

Producert voert geheel onpartijdig en objectief haar inspecties uit en neemt op dezelfde manier ook certificatiebeslissingen. “Wij hechten veel waarde aan de kwaliteit van onze inspecties en monsternames. Dat laatste blijkt onder meer uit onze accreditaties voor de NEN-EN-ISO/IEC 17065 en 17020 voor IKB Nederland Varkens, QS en andere modules waarin de professionaliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn vastgelegd. Wij vinden het belangrijk om met opdrachtgevers samen te werken die dezelfde kernwaarden voorstaan als wij: professioneel, praktisch, klantgericht én korte lijnen. Dit alles vinden we zeker bij Normec Robalab. Ook de onderzoeken van Normec Robalab worden uitgevoerd onder NEN-EN-ISO/IEC 17025”, weet Leo.

Zoveel mogelijk monsters ineens meenemen

Tijdens één bedrijfsbezoek voeren de Producert-inspecteurs voor meerdere keurmerken de inspectie uit. Ook nemen zij direct watermonsters mee om de agrariër niet onnodig te belasten met losse bezoekjes. “We nemen bijvoorbeeld de watermonsters om te onderzoeken bij Robalab. Dat wordt erg gewaardeerd aan onze dienstverlening. Onze klanten hebben altijd tijdig hun watermonsters genomen en geanalyseerd bij Normec Robalab.”

Garantie

Leo garandeert verder dat varkens-, rundvlees- of pluimveehouders dankzij de monstername door Producert altijd voldoen aan een tijdige monstername en analyse door Normec Robalab. En altijd conform de voorwaarden van IKB Nederland Varkens of IKB Nederland Runderen of concepten als Natuurvlees Nederland, QS en Beter Leven Keurmerk.

Nieuwe regels voor mestvervoer: het effect op de agro-sector en mestanalyses

Sinds 1 januari 2023 moeten vervoerders van mest een nieuw systeem gebruiken: het rVDM (realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen). Ook zijn er nieuwe regels rondom het uitrijden van mest. Veel veranderingen in een korte tijd. Wat houden deze veranderingen in en hoe worden ze, bijna een jaar na invoering, ervaren binnen de sector?

Wat is er veranderd?

De uitrijdperiode voor mest is gewijzigd. De uitrijddatum voor drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland is een maand verkort, al zijn er wel ontheffingen voor veel gewassen. En de periode voor het uitrijden van vaste strorijke mest is een maand verruimd. Ook is het vanaf dit jaar verplicht om rustgewassen te telen. De nieuwe regels zijn weergegeven op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Daarnaast moet je bij het vervoeren van dierlijke mest vanaf 1 januari 2023 werken volgens het nieuwe systeem realtime en digitaal Vervoersbewijs dierlijke mest (rVDM). Met deze nieuwe manier van werken geef je veel gegevens al vóór het vervoer door en doe je realtime meldingen.

Mestanalyses

Als je mest vervoert, ben je wettelijk verplicht om een monster te (laten) nemen en dit door een onafhankelijk lab te laten analyseren. Dit gebeurt onder andere bij onze laboratoria in Wijhe en Deurne. De resultaten worden vervolgens door ons in het rVDM ingevuld. Kevin Gerritsen is Onderzoeksdeskundige Chemie bij Normec Robalab en vertelt: “Voorheen werden gegevens altijd achteraf naar ons doorgestuurd, maar met het nieuwe systeem moeten gegevens voor, tijdens en na transport in het systeem ingevoerd worden.” Griëtte Bosman, Manager Laboratorium Normec Dumea, vult aan: “Het proces is nu eigenlijk in stukken opgedeeld met daarbij ook een vaste timing. Voorheen had je bijvoorbeeld 30 dagen de tijd om alle gegevens in te voeren, maar nu hebben we voor het invoeren van analyseresultaten 10 dagen de tijd. De doorlooptijd is strakker geworden. Dit vraagt om een snelle werkwijze, zeker in drukke perioden of als heranalyses nodig zijn.” Door bijvoorbeeld de toepassing van diverse automatiseringen kan in beide laboratoria goed aan deze timing worden voldaan. “Denk aan automatisering met uitvulrobotten. Daarnaast hebben we altijd een back-up achter de hand mocht er op één van onze locaties te weinig capaciteit zijn. Zo kunnen we altijd op tijd aan de vraag voldoen”, vertelt Griëtte.

Vragen vanuit de sector

Het nieuwe rVDM betekent voor bedrijven een aanpassing in de werkwijze. Jeanine Gerritsen-Jonker is medewerkster Klantenservice bij Normec Robalab en krijgt, ondanks de invoering in januari, met enige regelmaat nog verschillende soorten vragen van klanten over rVDM: “Bedrijven kunnen ons direct benaderen in geval van vragen. Zo krijgen we bijvoorbeeld berichten binnen dat men de voormelding niet kan doen of dat het scannen van potten problemen geeft. Ook horen we van bedrijven dat zij bijvoorbeeld vrachtwagens moeten laten aanpassen wat flinke kostenposten met zich meebrengt.” Kevin vult aan: “We houden goed contact met onze klanten en stemmen vragen af met het RVO, zodat we een passende oplossing kunnen bieden.”

Han Kuunders van Loonbedrijf Kuunders laat al meerdere jaren analyses uitvoeren door Normec Dumea. Ook hij ervaart in de praktijk diverse vraagstukken als het gaat om het nieuwe rVDM. “Als het hele proces goed verloopt, dan werkt het systeem makkelijker. Maar als er ergens in het proces iets fout is ingevoerd, dan kost het veel tijd om dit opgelost te krijgen. Het rVDM is momenteel zo opgezet dat er vanuit wordt gegaan dat alle invoer 100% kloppend is, maar zo werkt het in de praktijk niet altijd. De planner en chauffeurs zijn ook mensen en kunnen ook fouten maken. Op gebied van monstername en analyses ziet Kuunders geen veranderingen. “Met het nieuwe rVDM moeten we de analyseresultaten zo snel mogelijk terug hebben. Wij werken al meerdere jaren samen met Normec Dumea en zij kunnen ons van deze snelle resultaten voorzien.”

Hulp nodig bij mestanalyses?

Wil je mestmonsters laten nemen en analyseren? Onze laboratoria staan graag voor je klaar.

Wij helpen je met bemonstering

Het ene aaltjesonderzoek is het andere niet

In de bodem kunnen kunnen heel wat aaltjes voorkomen waarvan een aantal grote opbrengstverliezen kunnen veroorzaken. Er zijn verschillende onderzoeken die de aanwezigheid van aaltjes kunnen aantonen. Hoewel ze allemaal onder de noemer ‘aaltjesonderzoek’ in de markt zijn gezet, is het ene aaltjesonderzoek het ander niet. Aaltjes-expert Leon Swinkels vertelt hoe je het beste risico’s voor je gewassen kunt vermijden.

“Goed aaltjesonderzoek begint met professionele bemonstering. Dit is altijd stap 1 bij goed aaltjesonderzoek”, stelt Leon Swinkels. Hoewel elke agrariër zelf monsters uit zijn perceel kan nemen, raadt de aaltjesexpert de inzet van een ervaren, opgeleide bemonsteraar aan. “Er komt meer bij kijken dan je denkt.”

Wijze van bemonstering

Bodemonderzoek vormt de basis voor de determinatie in een latere fase. “Dit moet nauwkeurig gebeuren. Om te beginnen met brandschoon materiaal om kruisbesmetting met aaltjes van een ander perceel te voorkomen. De stelregel is verder maximaal 2 hectare per monster en minimaal zestig steken per monsterzak.” Schadelijke aaltjes zitten niet alleen in de bodem, maar ook in de wortels van gewassen. Diep genoeg steken, is dus een must. “Een professionele bemonsteraar neemt monsters tot zeker 25 à 30 centimeter diepte.”

Incubatietijd

Stap 2 vormt de incubatie van het grondmonster. Aaltjes die nog in wortelresten zitten en eitjes in de grond (en in de wortels) komen zo ook in beeld. “Bij schadelijke aaltjes (met name Meloidogyne en Pratylenchus) is het zeer belangrijk dat je een compleet beeld hebt van de aanwezige aantallen. Om die reden moet organisch materiaal uit een grondmonster altijd minimaal twee en soms tot vier weken geïncubeerd worden. Gebeurt dit niet, dan loop je direct risico op een onvolledige analyse.”

Headerafbeelding - Grondonderzoek

DNA of microscoop

Bij stapt 3 onderscheidt Swinkels twee soorten aaltjesonderzoek: DNA-onderzoek en microscopische determinatie. “Microscopisch aaltjesonderzoek is het nauwkeurigst”, stelt de aaltjesexpert. Hij licht dat toe.

“Er is niet voor elk aaltje een DNA-test beschikbaar. De moleculaire analyse (DNA) kan circa 25 aaltjessoorten analyseren. De DNA-analyse toont lage aantallen schadelijke aaltjes niet altijd aan. Ook is het moeilijk om met een DNA-analyse een juiste inschatting te maken van het werkelijke aantal aaltjes in een monster. Je loopt daarmee het risico de aanwezigheid van een schadelijk aaltje over het hoofd te zien. De gevolgen kunnen desastreus zijn. Zeker als gewassen aangetast blijken door het schadelijke aaltje, maar niet als zodanig worden behandeld.”

Microscopisch wordt elk aaltje in beeld gebracht, geteld én gedetermineerd. “Deze stap moet in duplo worden uitgevoerd en soms wordt er zelfs drie keer geteld. Een arbeidsintensief proces dat alleen een professioneel laboratorium kan uitvoeren, maar noodzakelijk als je echt zekerheid wilt over de soort aaltjes in je bodem.”

100% zekerheid

Het feit dat microscopisch onderzoek 100% zekerheid geeft blijkt volgens Swinkels ook uit terugkoppelingen uit de praktijk. Een betere controle kun je niet hebben dan ervaringen van teeltbegeleiders, telers en monsternemers die dagelijks tussen de gewassen staan. Swinkels: “Microscopisch onderzoek is -anders dan DNA-onderzoek- niet gestandaardiseerd en gebeurt handmatig. Hierdoor worden alle aaltjes uit een monster in beeld geanalyseerd. De kwaliteit is hierdoor gegarandeerd.”

Prijsvergelijking

De prijzen van microscopisch en DNA-onderzoek zijn nagenoeg vergelijkbaar. De aaltjesonderzoeken zijn echter zo verschillend in aanpak en nauwkeurigheid dat Swinkels een prijsvergelijking van de twee ‘appels met peren vergelijken’ noemt. “Breng de schadepost eens in beeld van een mislukte oogst of teelt door schadelijke aaltjes. Volgens mij is dan snel duidelijk waarom de meeste agrariërs voor 100% zekerheid van microscopisch onderzoek kiezen.”

Onze specialisten helpen je

Ondersteuning nodig bij het uitvoeren van aaltjesonderzoek? Onze specialisten ondersteunen je hierbij graag. Ze helpen je bij het beschermen van gewassen. Lees meer op onze pagina over aaltjesonderzoek of neemt contact op.

Ben jij lid van LTO? Maak dan nu gebruik van ons aantrekkelijke aanbod bij LTO Ledenvoordeel voor feed analyses, water- en grondonderzoeken. Ga naar de website van LTO Ledenvoordeel, vul het formulier en wij nemen binnen 3 werkdagen contact met je op.

Bekijk ons aanbod bij LTO Ledenvoordeel

Monsternames fosfaatdifferentiatie: zo voldoe je aan wetgeving

Laat jij grondmonsters nemen voor deelname aan fosfaatdifferentiatie? Sinds 1 juli 2022 moeten zowel de analyses als de monsternames worden uitgevoerd door een RVA geaccrediteerd laboratorium. Iwan Gijsbers is Directeur Innovatie Agro bij Normec Foodcare en vertelt aan welke eisen je moet voldoen. En hoe je ervoor zorgt dat monsternames onder accreditatie worden uitgevoerd.

Voldoen aan meststoffenwet

De hoeveelheid dierlijke mest die in Nederland mag worden toegediend aan het land is geregeld via de meststoffenwet. Iwan legt uit: “De hoeveelheid dierlijke meststoffen die je in Nederland mag toevoegen aan de grond is gekoppeld aan de voedingstoestand van je grond. Het gaat dan met name over de fosfaathoeveelheid in de grond. Als de bodem arm is aan fosfaat, is het logisch dat de grond meer fosfaat toegediend mag krijgen.” Het is hierbij niet verplicht om monsters te nemen voor fosfaatdifferentiatie. “Maar als je geen monsters neemt dan val je automatisch in de hoogste klasse”, vult Iwan aan. De wetgeving maakt onderscheid tussen de volgende fosfaatdifferentiatieklassen voor je land:

  • Arm
  • Laag
  • Neutraal
  • Ruim
  • Hoog

Laat je geen analyses uitvoeren? Dan val je automatisch in de klasse ‘Hoog’. Op bouwland mag je dan maximaal 40 kg fosfaat per hectare per jaar toedienen uit de mest. Voor grasland is dit getal 75 kg. “Hoe meer fosfaat je mag toedienen, hoe interessanter dit economisch en landbouwkundig gezien is”, legt Iwan uit. Tabel 3 en 4 tonen de klasses en de aanwendingsnorm per klasse. Bekijk de volledige informatie en rekenhulp op de website van RVO.

Analyses en monsternames onder accreditatie

Analyses voor fosfaatdifferentiatie moesten altijd al onder accreditatie worden uitgevoerd, maar sinds 1 juli 2022 moeten ook monsternames verplicht onder accreditatie worden uitgevoerd. Iwan: “Na 1 juli hebben bedrijven te maken gehad met een overgangstermijn, maar we horen nu steeds meer geluiden uit de sector dat de NVWA aan het controleren is of de monsternames wel volgens de norm worden uitgevoerd. Als je werkt met monsternemers die niet geaccrediteerd zijn dan mag je de analysecijfers niet toepassen en kom je dus automatisch in de hoogste klasse uit.”

Werken met geaccrediteerde monsternemers

Monsternames kunnen door een laboratorium worden uitgevoerd, maar Iwan merkt in de praktijk dat veel bedrijven werken met tussenpersonen, zoals loonwerkers, gespecialiseerde agro-servicebedrijven of teeltbegeleiders. Hoe zorg je dan als tussenpersoon voor een accreditatie? Iwan legt uit hoe Normec Foodcare hierbij helpt: “Wij vinden het belangrijk dat tussenpersonen de monsters kunnen blijven nemen. Als geaccrediteerde organisatie voor analyses en monsternames gaan we daarom samenwerkingen aan met diverse partijen. Wij leiden die partijen op om monsternames onder onze accreditatie te kunnen blijven uitvoeren. Hiermee kunnen zowel de tussenpersonen als onze klanten aan de wetgeving blijven voldoen. De werkwijze hebben we uitvoerig uitgewerkt en afgestemd met de Raad van accreditatie.”

Monsters nemen onder accreditatie?

Neem jij monsters voor fosfaatdifferentiatie en wil je hiermee voldoen aan de accreditatie-eisen volgens de wetgeving? Of werkt jouw bedrijf nog met niet-geaccrediteerde monsternemers? Wij helpen je graag verder, zodat je voldoet aan wet- en regelgeving.

Neem contact met ons op

‘Aaltjesonderzoek is belangrijker dan een brandverzekering voor ons huis’

Pieter en Marcel Lucassen uit Afferden kweken jaarlijks meer dan 10 miljoen vaste planten in ruim 800 soorten. De broers investeren serieus in de bodemgesteldheid op hun 50 hectaren grond. Zij laten onder meer elk jaar hun percelen testen op de aanwezigheid van schadelijke aaltjes. “We zien het als een risicodekking voor gewasschade. Zouden we een jaar overslaan dan kan ons dat tienduizenden euro’s tot een ton schade kosten!” Aan het woord Pieter Lucassen van vaste plantenkwekerij MTS Lucassen.

Pieter is de derde generatie in het Noord-Limburgse familiebedrijf MTS Lucassen. Zijn grootouders beginnen in 1920 met een gemengd bedrijf. Zijn ouders breiden uit met varkens, akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt. Begin jaren 90 stapt Pieter in het bedrijf. “Verdere uitbreiding van de varkenstak was niet mogelijk vanwege nabijgelegen natuurgebieden en met de groenteteelt kon ik geen droog brood verdienen”, vertelt hij over zijn keuze om in 1987 te starten met de teelt van dahlia’s, en later ook astilbes. Het blijkt een gouden greep. Het bedrijf groeit hard. Heel hard.

Als op enig moment zijn vader ziek wordt en Pieter zelf door een bedrijfsongeval een poos uit de running is, wordt hij gedwongen na te denken over de toekomst. “Ik had me nog nooit verdiept in zaken als kunstmest. Zulke dingen deed pa met zijn vingerspitzengefuhl. Dat heb ik niet. Door wettelijke bemestingsnormen moest ik bovendien wat anders gaan bedenken om te kunnen blijven groeien.”

Van DNA naar microscopisch onderzoek

MTS Lucassen laat de grondmonsters voor hun aaltjesonderzoek prikken door Smeets Agro. Deze brengt de monsters naar Normec Robalab in Deurne. Waar de plantenkwekers voorheen de aaltjes in hun grond via DNA-techniek liet determineren, kiezen ze voortaan voor microscopische determinatie. “Kwaliteit is voor ons het sleutelwoord. Alles wordt bij Normec Robalab meerdere keren geteld. Dat is noodzakelijk om elk schadelijk aaltje uit te kunnen sluiten. Je kunt geen enkel risico lopen. We hebben in deze techniek veel meer vertrouwen dan in een DNA-techniek die ook nog niet alle aaltjes kan aantonen. We hebben nu ook stabielere cijfers. Bij DNA-onderzoek waren er altijd wel onverklaarbare uitschieters. Maar we moeten kunnen vertrouwen op onze cijfers. Vandaar dat we met die DNA-onderzoeken zijn gestopt.”

Bodemverbetering en plantweerbaarheid

Sinds 2022 is MTS Lucassen officieel demonstratiebedrijf van het ministerie van LNV. Pieter en Marcel ontvangen hiervoor onder meer collega-ondernemers, onderzoekers, studenten en andere geïnteresseerden op hun bedrijf. “We vertellen over onze aanpak van bodemverbetering en werken gericht aan plantweerbaarheid. We werken ook samen met de HAS Venlo en laten studenten kennis maken met duurzame bodemverbetering. We hopen telers van de toekomst te kunnen inspireren met onze goede resultaten.”

Hoe houd je de bodem gezond?

De vraag die elke teler zichzelf volgens Pieter moet gaan stellen is: hoe kan ik mijn bodem gezond houden en de weerbaarheid van mijn planten vergroten? Hij lacht breeduit als hij zelf het antwoord geeft. “Grond is een levend organisme. Planten hebben een samenspel aan natuurlijke factoren nodig. Planten verbeteren zelf de grond in de symbiose tussen gezonde bacteriën, schimmels en planten. Wist je dat hoe wij omgaan met onze bodem direct effect heeft op de uitstoot van CO2 en de voedingswaarden van ons voedsel?”

De toekomst

In zijn pleidooi voor jaarlijks bodemonderzoek en plantweerbaarheid kijkt hij nadrukkelijk verder dan zijn eigen vakgebied. “Gezondere gewassen betekent ook gezondere voeding. Ik ben ervan overtuigd dat als groentetelers de bodem van hun gewassen jaarlijks laten analyseren en voeden met uitsluitend organische mest, dat zij niet alleen het leven van hun planten, maar ook de volksgezondheid kunnen verbeteren.” Een duurzaam doel waar de enthousiaste teler zich in de toekomst graag ook zelf voor wil inzetten. Mét intussen de vierde generatie Lucassen aan zijn zijde.

Hulp nodig?

Onze specialisten ondersteunen je graag met uitvoeren van aaltjesonderzoek. Ze helpen je bij het beschermen van gewassen. Lees meer op onze pagina over aaltjesonderzoek of neemt contact op.

Dumea is onderdeel van Normec Foodcare

Sinds eind 2020 maakt Dumea onder een nieuwe naam (Normec Dumea) deel uit van Normec Foodcare. Normec Dumea is gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoeken voor mens en dier, voor bedrijven in de agrarische sector. Het laboratorium in Wijhe beschikt over jarenlange ervaring en inzichten op het gebied van grond-, gewas-, water- en mestonderzoek. Zo levert Normec Foodcare een onmisbare bijdrage aan de kwaliteit in de hele keten, die start bij de teelt: van grondstof tot consument.

Alle krachten gebundeld

Door de samenvoeging en de intensieven samenwerking met Robalab en Normec Groen Agro Control, de andere agrarische laboratiums binnen Normec Foodcare,is er een brede pool van kennis, ervaring en deskundigheid aanwezig, ook in de agro- als in de foodsector. Als kennispartner in voedselveiligheid, productkwaliteit, smaak en digitalisering bieden we altijd een passende oplossing, die aansluit op de behoefte van onze klanten. Met dit brede pallet aan diensten ontzorgen we onze klanten en kunnen we synergievoordelen bieden op het gebied van mest-, grond-, gewas- en wateronderzoek, food consultancy, lab analyses en sensorisch onderzoek.

Normec Dumea

  • Gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoeken voor mens en dier, voor bedrijven in de agrarische sector
  • Jarenlange ervaring en inzicht op het gebied van grond-, gewas-, water- en mestonderzoek

Ontdek wat Normec Dumea voor jou kan betekenen

mario-willems

Neem contact op met onze Commercieel Manager Mario Willems

Neem contact op