Zowel voor matigrisico- als voor hoogrisico-inrichtingen moet u jaarlijks vanuit uw installatie watermonsters laten nemen om te controleren of ze vrij is van Legionella. Alleen bij een daartoe geaccrediteerd laboratorium mag worden onderzocht of de monsters besmet zijn met de legionellabacterie en, zo ja, om welk type Legionella het gaat.
Voor de verplicht te nemen legionellamonsters worden de onderstaande aantallen als basis gehanteerd. Afhankelijk van de risicoanalyse kunnen ze afwijken.
Totaal aantal tappunten in uw leiding | Aantal te onderzoeken tappunten |
Tot en met 50 | 2 |
51 – 100 | 4 |
101 – 200 | 6 |
201 – 400 | 8 |
401 – 800 | 10 |
801 – 1600 | 12 |
Meer dan 1600 | 14 |
Standaard wordt de klassieke plaatmethode uitgevoerd. Daarbij wordt via uitgroei op specifiek ontworpen platen de groei na tien dagen onderzocht. Na deze periode van tien dagen kan een kwalitatief (welk serotype) en kwantitatief (aantal kolonievormende eenheden) worden gerapporteerd.
Er kan verder worden gekozen om de PCR-methode (polymerase chain reaction) uit te voeren. Met deze techniek kan na 24 uur worden vastgesteld of Legionella aanwezig is in het geanalyseerde monster. Deze techniek is onder andere bij bestaande problemen heel efficiënt doordat er heel snel resultaat beschikbaar is en de situatie van kortbij kan worden opgevolgd. Zo kunnen onder meer gereinigde tappunten sneller worden vrijgegeven.
Deze analyse is raadzaam op het moment dat er twijfel is over de waterkwaliteit in uw installatie. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat tijdens een legionella analyse blijkt dat er een overmaat van andere micro-organismen is. Deze overmaat kan zo sterk worden, dat de aanwezigheid van Legionella niet te bepalen is. Door te meten welke micro-organismen dit zijn, kunnen deze bestreden worden en kan uw installatie weer schoon worden gemaakt.
De volgende microbiologische parameters worden hiervoor gehanteerd: